Gilde Sint Sebastiaan Hilvarenbeek

Verloren Maandag

 

Verloren Maandag is de maandag na driekoningen,

die maandag is een gezellige dag voor het gide met een hapje en een drankje en een schietwedstrijd op speciaal papier.

ook wordt er s’ avonds samen met de partners een “competitie” gehouden met Oud Hollandse spelen.

 

Historie Verloren Maandag

Volksgebruiken op de maandag na Driekoningen In de loop der eeuwen is deze dag, of men hem nu Kopper-, Raas- of Verloren Maandag noemde, op allerlei manieren gevierd en verbonden geweest met diverse volksgebruiken. De voornaamste van die gebruiken houden rechtstreeks of onrechtstreeks verband met eten en drinken: teerdagen, het bakken van speciaal brood, inzamelen van fooien ter vertering, optochten en ander vermaak dat besloten werd met eten en drinken in de herberg. De meeste gebruiken zijn thans verdwenen of zijn niet meer exclusief met de bedoelde maandag verbonden. Of thans nog ergens Raas- of Koppermaandag gevierd wordt, is mij niet bekend, maar wel meen ik dat SCHIPPERS (1988:11) het bij het juiste eind heeft, wanneer hij stelt dat Antwerpen en omgeving nog “een van de weinige plaatsen in ons land” is waar men “Verloren Maandag” viert. Dat vieren beperkt zich echter tot het eten van worstebrood, een gebruik dat in een straal van 20 km rond Antwerpen vrij algemeen is en in intensiteit toeneemt. Vooral sinds WO II wordt op Verloren Maandag massaal worstenbrood gegeten in de huiskring. Het gebruik breidde  zich uit naar de herbergen, waar zowel vaste als toevallige klanten op die dag een gratis worstenbrood of appelbol aangeboden krijgen en ook in diverse firma’s vond de gewoonte ingang om het lunchpakket te vervangen door worstenbrood , terwijl diverse verenigingen zogenaamde worstenbroodavonden organiseren. Hoe oud de traditie is en wat eraan ten grondslag ligt, is voorlopig niet Duidelijk. P. DE MONT (1891:19) vermeldt dat in zijn tijd o.a. te Antwerpen de natie- en werkbazen hun leergasten en werklieden worstenbrood en drank gaven en dat op die dag in de herbergen gratis getapt werd. De oudste vermelding van het Antwerps worstenbrood zou pas van 1880 dateren , maar we vinden het toch reeds 40 jaar eerder geattesteerd. Een zekere D. vermeldt in het Kunst- en Letterblad (1841:24) dat men te Antwerpen op Verloren Maandag worstenbrood eet voor ontbijt en REINSBERG (1860:45) vermeldt dat de welgestelde ambachtslui en fabrikanten er hun arbeiders die dag vergasten op worstenbrood, borrels en peperkoek of zoetekoek. Zoals gezegd, is niet uitgemaakt hoever in het verleden deze gewoonte opklimt, maar blijkens een getuigenis van de Antwerpse stadssecretaris De Moy (1581) werd er op Verloren Maandag wel heeten koek gegeten. Hete koek of warme broodjes at men in de 19de eeuw op Verloren Maandag overigens ook te Rijssel en Douai, een traditie die er reeds in 1667 geattesteerd is , te Dendermonde en te Brugge. Vermoedelijk is het een overblijfsel van de eet- en drinkgelagen die steeds met Verloren Maandag geassocieerd geweest zijn. Oorspronkelijk ook daarmee verbonden, is het geven van fooien, dat reeds vanaf de 14de eeuw geattesteerd is: zo kregen te Brugge in 1389 en 1403 respectievelijk de trompers ende pipers van der halle en de stadswerkgezellen vanwege het stadsbestuur een fooi om tharen verzworen maendaghe te verdrinckene; in 1448, 1453 en 1456 kregen respectievelijk de conync van de stadswachten, de gilde van de stadsklerken en de klerk van de vierschaar er een subsidie voor de maaltijd op “verzworen maendach”. Uit deze en andere attestaties blijkt dat de diverse ambachtsgilden op Verloren Maandag een teerfeest hielden (vgl. later de Schuttersgilden) en daartoe van hun werkgever (hier het stadsbestuur) een tegemoetkoming ontvingen. Anderzijds blijkt uit de rekeningen van de huidevettersgilde te Brugge dat in 1468 die gilde naar aloude gewoonte een fooi gaf aan de scheecnape, aen de schadebeletters, aen de stedegarsoenen en aen de vier biddende orders. In de 16de eeuw werd volgens KILIAAN de dag gewijd aan uitspatting en eten, maar hij vermeldt niet wie daarbij betrokken was. Duidelijker is CROON (1665), die vermeldt dat de ambachtslieden de dag vurig vierden en van ’s morgens tot ’s avonds niets anders deden dan alderhande dranck door de keel in te gieten. In sterk moraliserende termen zet Croon zich af tegen het slempen, waarbij de rest van de bevolking blijkbaar niet betrokken was. Ook de Schuttersgilden hadden een teerdag zo bijv. de gilde van St.-Joris te Hoogstraten, zoals blijkt, uit hun Caerte van 1525 en 1534. In Nederland gaven de stedelijke besturen in de 17de eeuw hun beambten tabbardlaken, deelwijn, ganzen of geld en trokken de handwerkgezellen door de straten om fooien op te halen. Te Domburg kreeg in de 17de eeuw “’s heeren dienaar” voor zijn vercooren maendach jaarlijks tussen de 1,5 en 3 gulden voor ’s heeren Dienaarschap. JANSSEN merkt daarbij op dat het zijn jaarlijkse nieuwjaarsfooi zal geweest zijn en dat men toen de dienaar iets “voor zijn’ verkoren Maandag” gaf, zoals wij iemand iets “voor zijn nieuwjaar” geven.In de 18de eeuw werd de dag nog jaarlyks van veele natgierige werkluiden stiptelyk onderhouden en gevierd, hoewel oorsprong van naam noch feest hun bekend was , en in de 19de eeuw was de dag in heel de Nederlanden een feestdag voor de arbeiders en ambachtslui, volgens REINSBERG. Net zoals op nieuwjaardag trokken van ’s morgens vroeg diverse personen door de straten om bij hun klanten of werkgevers hun drinkgeld op te halen: kruiers, bierleveranciers, straatvegers en -veegsters, schoorsteenvegers, lantaarnopstekers, de knechten van timmerlieden, schoenmakers, slagers, kleermakers e.a. Op hun beste kleren droegen ze  kentekens van hun beroep: de bierleveranciers een klein tonnetje, de straatvegers een miniatuurbezempje, de schoorsteenvegers een dito laddertje enz. De avond en een groot deel van de nacht werd in de herbergen doorgebracht met braspartijen die wel eens de spuigaten uitliepen of eindigden met noodlottige ongevallen. Diverse pogingen om de misbruiken te onderdrukken mislukten, behalve te Gent, Brugge en Brussel. Te Douai haalden de arbeiders hun nieuwjaarsfooi op bij hun patroon. Te Brugge kregen de oude-klerenverkoopsters op de veiling koffie van hun patroon en een teerbiljet om na de koopdag gratis te drinken in de herberg. Voor 1891 vermeldt P. DE MONT nog, met verwijzing naar REINSBERG, dat diverse werklui en stadsbedienden van huis tot huis gingen om nieuwjaar te wensen en daardoor een fooi te krijgen. De gewoonte verdween echter geleidelijk. Voor Duffel vermeldt A.W. (1879) dat in de eerste helft van de 19de eeuw de ambachtslieden nog nieuwjaar gingen wensen aan de klanten van hun patroon (later aan patroon en leveranciers) en dat ze dan in de namiddag de opbrengst gingen verdrinken, maar dat de gewoonte in 1879 vrijwel verdwenen was. Te Brussel was het geldophalen door de werklieden toen eveneens verdwenen (verboden door burgemeester de Brouckère) en te Gent was evenmin iets van het vroegere vieren overgebleven. In de 20ste eeuw gaven de Westvlaamse rotebazen nog een fooi aan hun roters (Keibergnare 1925). Op diverse plaatsen was met het geldophalen een of andere optocht verbonden. In Amsterdam was er in 1592 een optocht van de leprozen, die, voorafgegaan door de houtzagersgilde met vaandel en trommelslager, in sleden door de stad trokken. Op hun schoot hielden ze een bord, waar de voorbijgangers een geldstuk inwierpen, en in elke slede lag een bierton. In het Gasthuis kregen de leprozen dan een middagmaal aangeboden. Het gebruik verdween in 1604, maar tot in 1608 werd nog een ommegang te voet gehouden. Te Utrecht en elders liep het volk in de 17de eeuw vermomd, verkleed en op stelten door de straten en vroeg bij de “goede luyden” giften die ze ’s avonds met groot rumoer verteerden. In Vlieland liepen de jongelui (1638) verkleed en zingend door de straten en vroegen huis aan huis om eieren, vis, brood, spek enz. Met de voorraad ging men naar de herberg om te eten en te dansen.

Verloren, Verkoren of Verzworen Maandag

Traditionele verklaringen De meeste auteurs vermelden de drie namen als regionale varianten en herhalen in wezen steeds dezelfde tentatieve verklaringen die door KILIAAN, CROON en A.W. werden voorgesteld. Voor KILIAAN (1574) wordt de dag gewijd aan uitspatting en overdaad (luxui sacratus) en wordt hij “verloren” genoemd omdat hij verspild wordt aan eten, spel en tijdverdrijf en dus als werkdag verloren gaat. Volgens hem wordt hij elders “verkoren” genoemd omdat “destijds” op veel plaatsen in Gallië de ambtenaren gekozen en aangesteld werden. Hij heet “verzworen” of “gezworen” omdat toen de tot het overheidsambt verkozenen de eed aflegden.CROON (1665) is er echter van overtuigd dat de dag “verloren” wordt genoemd omdat op de zondag onder het octaaf van Driekoningen tijdens de kerkdienst de evangelietekst (LUC. II,42-52) aan bod komt waarin verhaald wordt hoe de twaalfjarige Jezus verloren was en na drie dagen door zijn ouders in de tempel van Jeruzalem gevonden werd. CROON geeft evenwel toe dat het hem een raadsel is waarom de ambachtslieden die dag al brassend en slempend vieren. LAMBIN (1834:305) vermeldt KILIAANs opvattingen, maar opteert voor een meer romantische verklaring: de dag zou “verkoren” heten omdat de jongelingen en huwbaere liede, misschien alsdan, meer dan op andere dagen, keus deden van eene vryster of vrouw; “verloren”, omdat men dien werkeloos overbragt (…) “verzworen”, om dat de jeugd eene minnaeres en de huwbaere manschap eene vrouw gekozen hebbende, haer, of eeuwige liefde, of onverbreekbaere trouw zwoeren. Hoewel KILIAAN geen verband legde tussen de verklaring van enerzijds “verloren” en anderzijds “verkoren, verzworen”, werd hij later toch in die zin geïnterpreteerd. Zo leest men bij D. (1841): Volgens Kiliaen, zou deze drievoudige benaming hier van daen komen, dat de magistraten eertyds op dien dag in vele gemeenten verkozen werden, by welke gelegenheid alle dagelycksch handwerk verzuimd, en de dag in jok en spel werd doorgebragt of “verloren”, terwijl de nieuw in bediening tredende wethouders zwoeren zich van hunne pligten te zullen kwyten. Volgens NN. (1847) is de dag verloren voor het werk omdat de werklui de dag besteden aan nieuwjaar wensen en het verteren van hun zo opgehaalde drinkgeld. A.W. (1845:299) meent dat KILIAAN dicht bij de waarheid kwam en vermoedt dat er verband is met een gewoonte te Antwerpen om op de voormiddag van die dag in de lakenhalle het gildeboek voor te lezen. Hij acht het waarschijnlijk dat in principe iedereen zijn werkplaats verliet om naar de hallen te gaan en dat men, gezien de korte dagen in Januari, die dag niet meer terug aan het werk ging. STALLAERT acht de ware betekenis van versworen onbekend en houdt zich bij “verloren”, toegevend dat dit niet veel klaarder is. Hij vermoedt dat de naam misschien in verband staat met de drie jaargedingen (II:180-181), een opvatting die ook het MW (IX:118) overweegt, zij het met reserve. De oorsprong van “verkoren” kan voor het MW VIII wel geen andere zijn dan ‘een geliefde of gewilde maandag’ (aan pretmaken en feestelijkheden gewijd). Anderen menen dat hij zo genoemd werd door de wevers omdat ze die maandag uitkozen en Sint Severinus als patroon namen, wiens feestdag in Vlaanderen op die dag werd gevierd