konings- en keizerszilver

koningsvogel

Omschrijvingen koningen Sebastiaan Hilvarenbeek door Ton de Jong


 Het konings- en keizerszilver van het gilde is kostbaar en onvervangbaar erfgoed. Uit de periode 1550-1800 zijn immers weinig tastbare zaken van Hilvarenbeek bewaard gebleven. De kerk, de toren, de lindeboom, enkele woonhuizen en boerderijen en dan houdt het wel op. De zilveren koningschilden vertellen het verhaal van gilde Sint Sebastiaen, dat omstreeks 1450 is opgericht. Uit de eerste eeuw van zijn bestaan is geen koningszilver bekend. Het koningschieten werd wel gehouden maar daar werd geen zilveren schild aan verbonden. Was zilver toen nog te duur? Of kwam men simpelweg pas later op het idee? Maar toen die traditie eenmaal was ontstaan werd er trouw de hand aan gehouden. Althans in de eerste eeuw. Van 1561 tot 1700 zijn 21 schilden bewaard gebleven, evenveel als in de drie eeuwen daarna. Van 1700 tot 1950 zitten er grote gaten. Of er werd niet meer om de zes jaar een koning geschoten of de plicht van de nieuwe koning om voor een schild te zorgen werd niet goed nageleefd. Bij het Sint Jorisgilde gebeurde hetzelfde, met de negentiende eeuw als dieptepunt toen er van het Beekse gildewezen weinig meer over was. Pas in de twintigste eeuw begon een nieuwe periode van bloei.
Maar wellicht is er een andere reden voor de veelheid van schilden uit de zeventiende eeuw. De schilden waar geen jaartal op staat kunnen geschonken zijn door de hoofdman.
De schilden vertellen ook het verhaal van Hilvarenbeek. Het eerste koningsschild dateert uit 1561 en is geschonken door priester Cornelis van de Broeck. Hij schoot zich tien jaar later ook koning bij het Sint Jorisgilde van Hilvarenbeek. Van de Broeck bekleedde in het kapittel, dat uit een tiental kanunniken bestond, een belangrijke positie. Dat hij om te winnen meedeed met het koningschieten zegt veel over de imposante rol van de katholieke kerk tot aan de overheersing door de protestanten vanaf 1648.
Van een scheiding tussen ‘boerengilde Sint Sebastiaen’ en ‘middenstandsgilde Sint Joris’ was toen nog geen sprake. De gildekoningen van beide gilden waren welgestelde inwoners met uiteenlopende beroepen. Bij Sebastiaen voelden de voermannen en de hoedenmakers zich thuis, zoals blijkt uit de koningschilden die deze beroepen uitbeelden. De oudste schilden zijn relatief klein maar worden later groter. Wie het breed heeft, laat een groot schild maken.
De schilden vertellen bovendien de verhalen van families. Het is natuurlijk geweldig wanneer je de familiestamboom kunt opleuken met de afbeelding van een koningschild dat door een voorvader aan het gilde is geschonken. Daarom is het belangrijk om aan ieder schild een korte biografie toe te voegen, zodat de voorvader gemakkelijk op internet is te vinden. Gilde Sint Joris heeft eerder schilden en korte levensbeschrijvingen op zijn webpagina geplaatst. Daar wordt door genealogen dankbaar gebruik van gemaakt. Nu ook Sint Sebastiaen hiertoe is overgegaan, zijn alle Beekse koningsschilden wereldwijd toegankelijk.
 
Cornelis de Pralude, 1561
Het eerste koningsschild is van Cornelius de Palude (van de Broeck) rector van het Sint Jorisaltaar. Zoon van Peter Hendrick Gijsbrechts van den Broeck. Op de achterzijde van het schild staat zijn lijfspreuk: ‘door te lijden word je moedig’. Van hem zijn ook een koningsschild van gilde Sint Joris, een zilveren tafelbel en zijn grafzerk in de Beekse kerk overgebleven.
 
Lamberecht Corneles , 1595
Zou Lambrecht Cornelis Boonaerts kunnen zijn, die in 1590 wordt genoemd in de doopakte van dochter Johanna. Rond 1626 komen we bij een transport van onroerend goed zoon Wouter Lambrecht Boonaerts tegen.
 
Jan Nijssen van Arendonck, omstreeks 1580
Jan Nijssen van Arendonck, schreijnwercker, was een zoon van Dionijs Janssen van Arendonck ‘teijnden de peerdtstraet’. Jan was eerst gehuwd met Geertruijt Jan Willem Bartholomeus, later met Heijlwich Cornelis Moonen (rond 1587) Hun kinderen erfden van Geertruijt een huis in de Schoolstraat. Met Heijlwich Moonen woonde Jan van Arendonck ‘aende plaetse daer de beeck tussen beijde loept tot een ackerstrate’, nu Vrijthof 21. Hij stierf tussen 1606 en 1610.
 
Thielman Willemsen, rond 1600
Geboren in Poppel als zoon van Willem Jan Lambrechts, schout van Weelde. Hij was sinds 1580 hoevenaar van de Tulderse Hoeve, eigendom van de Abdij van Averbode. Zijn laatste pachtcontract dateert van 1602. In 1605 had Tielman veel overlast van ingekwartierde soldaten. Sinds 1611 huurde zijn weduwe de hoeve. In 1614 voor 140 carolusgulden, 3 gulden voor de dienaar van de abt, 3 gulden in plaats van bijenwas en vier goede schapen. Daarnaast moesten zij twee hoornbeesten en twaalf schapen voor de abt onderhouden ‘als haer die sullen gesonden worden.’
 
P. Ariens, 1609
Wellicht Peter Adriaen Matthijssen, die in de Maen voerman en herbergier was. Gehuwd met Maeijken Wouter Ancems. Hij betaalde 53 gulden aan het ‘gulde van sinte Niclaes’, volgens geschiedkundige Leo Adriaessens waarschijnlijk het kramers- of voerliedengilde. Peter werd ook Oriaens of Overjaen genoemd. Onder de Veldhoven lag een akker Den Overjaen.
 
Jan Dirks Tielmans, rond 1610
Jan Thielmans, leerlooier, trouwde omstreeks 1593 met Cornelia Joost Laukens, bij wie hij een dochter Heiltgen kreeg, die huwde met winkelier Geraert Hesselmans. Zijn vrouw was een dochter van pastoor Joost Laukens
 
Thomas Wouters, 1613
Thomas Wouters Beerwinckel alias Ykens woonde met zijn vrouw Cathalijn in de Paardenstraat. Hij was voerman op Breda, Maastricht en Luik en vertrok in het begin van de dertigjarige oorlog met een aantal Beekse collega’s naar Bohemen om tegen de protestante rebellen te vechten. Zijn zoon Jan studeerde in Leuven en was in 1658 organist van de schuurkerk op Roovert.
 
Jan Willem Jan Nouwen, rond 1615
Jan Wilm Nouwen verdiende de kost als voerman. Hij bewoonde een huis aan de Gelderstraat en later een woning aan de Markt op de hoek met de Paardenstraat. Met zijn vrouw Delyken Jan Jan Merckx maakte hij in 1633 zijn testament op.
 
Jan Peeter Tielemans, 1626
Voerman Jan Peer Dierck Thielmans was een zoon van Peter Jan Dirck Thielmans en Marij Aert Matheeus Aerts. Hij trouwde rond 1620 met Jenneke Wouter Willem Naaijkens en woonde aan de Gelderstraat bij ’het Spuls straetken’. Zijn vader was schoenmaker en ook Jan wordt wel als schoenmaker aangeduid.
 
Sebastiaen Wouters, 1628
Sebastiaan Wouters Naaijkens was een zoon van Wouter Naaijkens alias Neuselings en Soffelken Matthijsen. Hij kwam uit een voermansfamilie. In 1627 had Sebastiaen zo weinig geld dat hij in Mechelen zijn wagen en paarden moest verkopen. Een kommies in Breda legde in 1681 beslag op de nagelaten boedel van hem. Bij Adriana Jan kreeg hij zeven kinderen. Zijn koningschild is nagemaakt van zijn voorganger Tielemans.
 
Servaes Matyssen, ongeveer 1630
Op het schild van Servaes Matthijs Middelgaels prijkt een vlasopper en twee gaffels. Servaes was voerman. Glasmaker Jan van Empel verklaarde in 1650 dat Servaes Middelgaels tot 1628 glas meebracht uit Antwerpen. Uit Breda haalde hij ijzer en olie. In eerste echt trouwde hij met Lysken Jasper Melis van Roy. De plebaan van Hilvarenbeek verklaarde in 1609, dat Servaes Middegaels zich niet hield aan zijn paasplicht en dat zijn vrouw het hield met Herman Bobbaerts, priester, scholaster van het dorp. Servaes Middegaels overleed in 1637 en werd overleefd door Maeyken en haar vier kinderen.
 
Peeter Ooms, 1642
Peter Willems Ooms alias Wilooms alias Loijen was huidevetter, schoenmaker en vorster van Hilvarenbeek. Hij trouwde drie keer. Het eerst met Gijbertken Sprincen met wie hij in de Gelderstraat woonde. Zijn tweede vrouw was een dochter van Pauwels Willem Naaijkens. Rond 1643 trouwde hij voor de derde keer met vroedvrouw Adriaentjen Jan van Poppel, maar vijf jaar later schopte hij haar het huis uit en begon haar spullen te verkopen, zonder haar alimentatie te betalen. Het kwam niet tot een scheiding van tafel en bed, want het echtpaar maakte in 1651 samen een testament. Peter woonde bij de kerk.
 
Jan van Bicht, 1642
Ook wel geschreven als ‘Biecht’. Tussen 1616 en 1639 kreeg Jan Jan van Bicht de jonge ‘alias geheyten de Hertog’ in Hilvarenbeek bij Maria Jan Jacob van Croy acht kinderen. Over hem is verder bekend dat hij in 1617/1618 een juridisch conflict had met Peter Hoppenbrouwers over de verkoop van een huis aan de Gelderstraat dat van zijn schoonfamilie was en waar hij zelf ging wonen. Zijn ouders, Jan Aerts van Bicht en Geertruijdt Gijsbrechts van Zeelst kwamen in 1599 in Hilvarenbeek wonen. De naam Bicht verwijst naar het Midden-Limburgse Grevenbricht en Obbicht.
 
 
Antonie Sebastiansen, 1640 en 1646
Gareelmaker Anthonis Sebastiaen van Poppel alias Grelen huwde met Mayken Jan Jan Merten Schellekens. Hij woonde in de Wouwerstraat, zijn vrouw kwam uit de toenmalige Schoolstraat bij de kerk. Een oom van Mayken was de internationaal bekend geworden calvinistenhater Martinus Becanus. Het echtpaar kreeg twee kinderen, Herman en Sebastiaan. Beiden volgden zij hun vader in het beroep van gareelmaker. Op het koningsschild van Antonie zien wij het gereedschap van een gareelmaker: haam, priem, trektang en hamer. De gareelmakers hadden aan de talrijke voerlieden van Hilvarenbeek een belangrijke klantenkring.
 
Anthonis Hendrickx van den Kieboom, 1642 en 1657
Een flink aantal Bekenaren met de achternaam ‘Van dien Kieboom’ waren in de zestiende en zeventiende eeuw actief als hoedenmaker. We kennen ‘de oude’, die was gehuwd met Betteken Verschueren. Hij woonde op de Markt twee huizen ten zuiden van De Swaen, maar is in 1657 al lang overleden. Het moet dus gaan om Anthonis de jonge die tussen 1629 en 1644 vijf kinderen kreeg bij Maria Peter van Hees. Hij was een zwager van Willem Jan Nouwen..
 
Wouter Claes Naaijkens 1654
Wouter is rond 1614 geboren in Hilvarenbeek als zoon van Nicolaus Walterus Naaijkens en Maria Peer Dierck Thielmans, wier broer zich ook koning schoot bij Sint Sebastiaan. Uit zijn huwelijk met Elisabeth Jan Daniel Wolsacks werden zeven kinderen geboren. Wouter was hoedenmaker, een ambacht dat toentertijd meer werd uitgeoefend in Hilvarenbeek. De vader van Elisabeth bewoonde in 1648 het huis De Wolsack in Hilvarenbeek. Hij handelde in vlas, linnen en wollen lakens.
 
Jan van de Keijboom, keizer geschoten 1671
Jan Anthonis van den Kieboom trouwde op 31-12-1657 met Mayken Jan Jan Merten Schellekens, weduwe van de eerdere koning Anthonis van Poppel. In 1665 kocht hij De Roode Leeuw met toebehoren aan de Gemeene Plaats (Markt) van Aert Jasper Tielemans. Jan en zijn vrouw zijn vóór 1676 overleden. Nadien komen we hun minderjarige kinderen enkele keren tegen bij overdrachten van onroerend goed. Een van zijn zonen was herbergier Matthijs van de Kieboom.
 
Wouter van Rovaert, ongeveer 1685
 Wouter Henrick Reinier van Rovert was wagenmaker in de Wouwerstraat en is daar op 10 juli 1622 gedoopt. Hij was borgemeester in 1682, 1683,1687. Hij trouwde met Geertruid Vera en later met Adriaentje Hoofmans en voor de derde keer met Adriaentje Ghijsbrechts.
 
Rogier van Brecht, 1700
In de St. Jan te ’s-Hertogenbosch werd op 1 april 1678 gedoopt: Rogerius van Brecht, zoon van ‘nobilis dominus Henricus van Brecht et domina Joanna van Elst’. Op het schild met familiewapen staat: ‘Rogier van Brecht de Dommelsbergh, vaandrig in het Regiment Surlotte onder de Koning van Frankrijk, is Koning van de Edele Handboog te Hilvarenbeek anno 1700’.
Rogier bracht zijn jeugd door op het kasteeltje Groenendael, dat zijn vader in 1682 kocht. Hij is de oudste zoon uit het tweede huwelijk van zijn vader. In 1701 raakte bij in opspraak door de beschuldiging dat hij een kind had verwekt bij dienstmeid Helena Sijmons, wat hij overigens ontkende.
 
Jan Mallens, 1711
Jan Cornelis Jan Mallens is in Hilvarenbeek geboren als zoon van Cornelis Mallens. Hij trouwde in 1695 met Maria Cornelis de With bij wie hij twee dochters en een zoon (Cornelis) kreeg. Hij woonde in de Beerten. Later kocht hij huis en hof aan de Markt In 1720 was hij borgemeester. Zijn kinderen verdeelden in 1744 de erfenis.
 
C. Naijkens en J. van Dijk, 1731
Cornelis is de zoon van Christophorus Niclaes Naaijkens en Maria Cornelius van Goirle. Gedoopt in Hilvarenbeek op 19 februari 1690. Cornelis wordt in 1743 genoemd als huurder van de ‘gesworen waag’ in Hilvarenbeek.
Hij huwde op 14 januari 1725 te Hilvarenbeek met Johanna Catharina van DIjck, dochter van Hendrik van Dijk uit Goirle. Zij krijgen negen kinderen. Cornelis koopt in 1725 een huis, bakhuis en hof aan de Wouwerstraat.
In 1750 kreeg hij ruzie met de predikant Keuchenius, omdat hij samen met Jasper van Eijndhoven de nieuwe stoel van de predikant van de kerk naar de toren had gesleept. De mannen pasten op de opgesloten krankzinnige Kobus Otten en de stoel zat gemakkelijker dan de harde bank. Met dezelfde Jasper van Eijndhoven was Cornelis schutter van Hilvarenbeek, een soort veldwachter.
 
Petrus Naijkens en Catharina de Leeuw, 1750
Petrus Naaijkens is op 29-5-1718 in Moergestel getrouwd met Catharina Wilhelmus de Leeuw, geboren in Goirle. Zij kregen zes kinderen. Zelf is hij op 24-01-1690 in de Beekse kerk gedoopt als zoon van Lambertus Naaijkens en Anna Cuijlenaars.
Het echtpaar was bemiddeld. Zij erfde (een deel) van het Hooghuijs in Goirle, dat zij samen rond 1740 verkochten aan Willem van Dun. In 1722 koopt hij van de weduwe Hanegraaff een huis en aangelag (het Ooievaersnest) aan de Vrijthof. Hij was Heilige Geestmeester, lid van het armenbestuur. Peter overleed in 1753 in Hilvarenbeek
 
Johannes Dispa, 1763
Johannes Dispa is in 1712 geboren te Breda uit welgestelde ouders. De naam is afgeleid van ‘De Spa’ In Hilvarenbeek vestigde zich -nadat hij eerst in Haarlem woonde- als herbergier aan de Vrijthof maar bezat in 1762 onder meer ook een huis en hof aan de Paardenstraat die hij voor twintig gulden per jaar verhuurde. Johannes trouwde eerst met Engelberta Muts en later met Johanna Verka. Hij overleed in 1782.
 
Cornelis Sebregts, 1784
Cornelis Sebregts is de eerste van vele generaties Sebregts die metselaar waren of anderszins inde bouw werkten. Op zijn schild staan een speciekuip, troffel en schietlood. Hij is geboren te Diessen in 1753 en komt in 1777 naar Hilvarenbeek om daar in het huwelijk te treden met Johanna van Loon. Tien jaar later treedt hij weer in het huwelijk, nu met Catharina van de Meijs, bij wie hij drie kinderen krijgt. Cornelis bezit huis en hof aan de Voortsepad. Op 12 mei 1814 komt hij te overlijden.
 
Cornelis Naaijkens, 1788
Cornelis Naaijkens is geboren in 1749 als zoon van Willem Naaijkens en Dorothea van Dooren. Hij trouwde in 1768 met herbergierdochter Pieternella Dispa en kocht van zijn schoonvader, die eveneens koning is geweest van het Sint Sebastiaangilde, huis en hof aan de Paardenstraat. Bij Pieternella kreeg hij maar liefst 14 kinderen.
Cornelis was schoenmaker van beroep maar ontpopte zich als een dorpbestuurder met veel aanzien. Hij stierf in 1821.
 
Adriaan Hesselmans, 1818
Adriaan Hesselmans is een telg uit de Beekse familie Hesselmans. Door de eeuwen heen heeft een concentratie van de familie gewoond op het Groot Loo. Zo ook Adriaan die in 1775 geboren werd uit het huwelijk van Peter Hesselmans en Hendrina Peter Bruurs. Op 22 december 1804 trouwde Adriaan met de twee jaar jongere Petronella Schellekens. Het echtpaar kreeg twee jongens en twee meisjes. Hij bezat twee boerderijen, een van 12 hectaren en een van negen hectaren die werden geërfd door twee van zijn kinderen. Dat hij inderdaad gegoed was blijkt uit de lijst van Bekenaren die in 1825 het meeste belasting betaalden. Hij staat dan op de vijftiende plaats. In 1845 zien wij hem als hoofdman van het gilde. Een jaar later overlijdt hij. Adriaan is de voorvader van de Hesselmansen uit onder meer Groot Loo en de Veldhoven. Dat hij een ‘grote boer’ was blijkt uit de afbeelding op zijn schild: de ploeg wordt getrokken door twee paarden. Dat was bijzonder in die tijd.
 
Willebrordus van Gestel, 1877
Willebrordus (Brord) van Gestel is geboren in 1849 als zoon van Jacobus van Gestel en Johanna Schellekens. Zijn eerste huwelijk zat vol drama. Vier kinderen overleden enkele maanden na de geboorte en zijn vrouw Petronella Elings stierf in het kraambed van de vierde. Bij zijn tweede vrouw Johanna van den Bosch had hij wel nageslacht: opnieuw vier kinderen, van wie er eentje vroeg stierf. Willibrord, die boerde op het Spul, overleed in 1915. Een fraaie foto van het echtpaar staat in het boek ‘Hilvarenbeek en zijn kerkdorpen’.
 
Cornelis Andries Prinsen, 1840 en 1877
Cornelis Prinsen, geboren in 1813, is een zoon van Andries Prinsen en Johanna Maas. Hij trouwde in 1839 met Maria van Zon, die zes kinderen van hem kreeg. Cornelis, die een boerderij had in de Wouwerstraat, schoot zich twee maal koning. Overlijden deed hij in 1885.
 
Jan van Eindhoven, 1900
Jan is geboren in 1834. Hij huwde twee keer. Eerst met Johanna van Rooij en later met Theodora van Oudenhoven uit Oostelbeers. Jan overleed in 1913, Theodora een jaar later.
Hij was landbouwer in De Beerten, waar hij ook is opgegroeid. Peer Vugts die met een dochter van Jan trouwde werd de volgende bewoner.
 
Jan van Corven, 1926
Landbouwer aan het Spul, in 1888 in Diessen geboren en in 1920 in Hilvarenbeek komen wonen. Gehuwd met de drie jaar jongere Anna Maria Louise de Brouwer, die in 1968 is overleden.
 
Petrus Dirks, 1948
Geboren in 1881 als zoon van de uit Reusel afkomstige Steef Dirks en Anna Paridans die boerden aan de Voort. Peter verloor zijn vader toen hij 19 was.
Hij huwde met de drie jaar jongere Maria Kimeneij bij wie hij een zoon en een dochter kreeg, Steef en Johanna. Peter boerde aan het Slibbroek. Hij overleed in 1963.
 
Leo Tooten, 1960, 1965, 1970
Leonardus Tooten is geboren op 3 mei 1920 in Hilvarenbeek en overleed op 4 maart 1973. Leo was getrouwd met Lucie Broeders. Samen dreven zij aan de Gelderstraat een winkel in fietsen, bromfietsen en huishoudelijke artikelen.
 
Piet Abrahams 1970, 1976, 1982
Piet Abrahams is geboren op 10 juni 1934 en overleed op 9 februari 1995. Piet was gehuwd met Koos van Gestel. De schilden laten treffend de ontwikkeling van de melkindustrie zien. In 1970 werd de melk nog in bussen bij de boeren opgehaald, in 1976 met een tankwagen.
 
(Tekst en onderzoek: Ton de Jong, 2025)